‘Doorrijden!’ Zijn stem is nauwelijks hoorbaar door de harde regen.
‘Je mag niet stoppen!’
‘Hoe dan?’ vraagt ze met een trilling in haar stem terwijl ze de potholes in het asfalt omzeilt.
‘Gewoon, niet kijken en doorrijden.’
‘Er ligt iets op de weg, zie je dat dan niet?’ Ze klemt haar handen stevig om het stuur. Twee mensen zwaaien wild om zich heen en gebaren dat ze hun auto moeten stoppen.
‘Niet doen!’ roept Boris nogmaals en vergrendelt de portieren.

Als ze langs de twee gehavende auto’s op de weg rijden en de schreeuwende man en vrouw ontwijken, ziet ze twee lichamen bewegingsloos op het asfalt liggen. Het rood druipt van hun gezichten terwijl ze haar smekend aankijken. Ze vangt hun blik, maar houdt vaart, tegen haar zin in.

De uitzichtloze duisternis van het Afrikaanse landschap dat pas in de ochtend weer zal gloren valt als een bloedend deken over haar geweten heen.
‘Je kent de gouden regel die je bij aankomst is geleerd,’ galmt Boris’ stem door haar hoofd. ‘Negen van de tien keer is het een slimme truc,’ en hij legt zijn hand geruststellend op haar bevende knie als ze gepasseerd zijn.

‘Ik ben trots op je.’
Tegelijkertijd kijken ze naar het bloederige tafereel dat in de zijspiegels steeds kleiner wordt.

‘Maar wat als…’
Hij kapt haar zin af. ‘Niet over nadenken.’

Ze herinnert zich de gelofte die ze in Nederland aflegde toen ze als arts afstudeerde, vlak voordat ze naar Afrika vertrok.
‘U bent verplicht uw ambt te vervullen en uw medemens medische zorg te bieden.’ zegt ze stoïcijns hardop.
Boris gooit zijn handen omhoog. ‘Maar niet in fucking rural Afrika by night, Loïs!’
Ze knikt, maar haar hart spreekt anders. Haar hersenen sluiten iedere rationele gedachte uit om helder te kunnen denken.

‘Stap maar uit,’ zegt ze dan terwijl ze de auto abrupt aan de kant zet. ‘Ik draai om en ga doen wat ik heb beloofd.’
‘Dat meen je niet,’ zegt hij hoofdschuddend.
‘Stap uit, Boris!’

Alle twijfel is verdwenen als ze terugrijdt en haar collega achter laat in de nacht.

Terwijl ze met één hand naar de EHBO-koffer onder de bijrijdersstoel zoekt, ziet ze de knipperende alarmlichten van de twee auto’s dichterbij komen.
Slechts een fractie van een seconde kijkt ze naar haar zoekende hand. Maar een gat in het wegdek, een slipspoor en een boom maken een einde aan dat moment.
Even hoort en ziet ze niets. Ze voelt een scherpe verlammende pijn en proeft bloed. Als het beeld langzaam helder wordt, ziet ze de man en vrouw naar haar toe rennen.

De twee met rode verf besmeurde personen staan op en volgen hen.
Als ze het portier van de omgeslagen auto openen, laten ze haar voor wat ze is. Ze grissen haar rugzak met persoonlijke bezittingen mee om vervolgens met hun gehavende auto’s te verdwijnen.

Terwijl haar hartslag steeds zwakker wordt, telt ze de volgende auto’s die voorbijrijden. Zonder uitzondering houden ze zich aan de gouden regel van de Afrikaanse nacht.