Ik schrik op van het geluid dat je ‘s nachts niet wil horen.
Nadat ik sissend de woorden heb geroepen die ik mijn kinderen verbied, neem ik op.
‘Hallo?’ Op de tast zoek ik mijn bril.

Een anonieme beller. Als ik goed luister hoor ik een ademhaling. ‘Ga je buurman pesten, laat mij met rust!’ Ik plof weer in mijn kussen en kijk naar de wekker die over een paar uur zal gaan. Net voordat ik de verbinding wil verbreken hoor ik haar stem.

‘Niet ophangen’ zegt ze vluchtig.

Ondanks al die jaren van zwijgen en ontwijken, herken ik haar stem uit duizenden.
Haar woorden klinken niet zoals vroeger, onbevangen en vol van het leven. Haar vertrouwde zwoele stem lijkt in ijs gedompeld.
‘Saar?’

Ondanks dat ik zeker weet dat zij het is, slaat de twijfel toe. Mijn hart begint te bonzen en ik trek het dekbed tot aan mijn kin omhoog. De adrenaline dwingt me op scherp te staan al denk ik even niet aan mijn slapende kinderen in de piratenkamer hiernaast.
‘Ik wist dat ik jou kon bellen,’ fluistert ze.

Haar plotselinge vertrouwen baart me zorgen. ‘Wat is er aan de hand?’
Na onze schreeuwende ruzie schreef ze dat ze me uit haar ether had gewist. Het waren haar poëtische woorden per sms geweest die mij zo hadden geraakt. Er was te veel gebeurd en gezegd maar te weinig gepraat over wat er echt speelde in ons leven.
Ik had het nodige meegemaakt in mijn jeugd. Zij niet, dacht ik.
De jaren die volgden deed ik meerdere pogingen om onze vriendschap te herstellen. Tevergeefs.
Na die ene avond had ik haar zoete parfum niet meer geroken en me er uiteindelijk bij neergelegd. Sommige vriendschappen gaan voorbij als ze enkel gebaseerd zijn op jeugdherinneringen en niet meer matchen met wie je als volwassene geworden bent.

‘Herinner je je nog die ochtend bij de Heilige Geest Kapel in september 1998?’
Natuurlijk wist ik dat nog. Met mijn hoofd gebogen liep ik achter de kist aan, de indringende geur van witte lelies achterna. Ik zag op tegen die dag maar wilde niets voelen, het afscheid had al maanden geduurd.
Maar toen zag ik haar in mijn ooghoek staan, tussen de menigte. Het beeld van mijn BFF aan de hand van haar vader bij de ingang van de oude kapel in het bos staat voor altijd op mijn netvlies gebrand. Toen ik haar daar zag staan wist ik dat ik die dag door zou komen en dat ik er altijd voor haar zou zijn.

Vannacht weerhoudt haar ego haar ervan om het aan me te vragen dus neemt ze me slim mee naar die ochtend in september.
‘Saar, ik ben er voor je.’
‘Mijn vader… Ik ben in shock.’
Dat verklaart haar kilte.

‘Hij was op slag dood,’ is het eerste wat ze zegt als ik haar de volgende dag opzoek in de gevangenis.
Tijdens onze omhelzing bij het afscheid besef ik me dat ik had geleerd om met mijn jeugd te dealen.
Zij had ermee afgerekend.